De Steen

Ik heb een steen verlegd in een rivier op aard.
Het water gaat er anders dan voorheen.
De stroom van een rivier hou je niet tegen.
Het water vindt altijd er een weg omheen.

Misschien eens, gevuld door sneeuw en regen,
neemt de rivier mijn kiezel mee.
Om hem dan glad en rond gesleten
te laten rusten in de luwte van de zee.

Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten,
ik leverde bewijs van mijn bestaan.

Omdat door het verleggen van die steen
het water nooit dezelfde weg zal gaan.

 

 Bram Vermeulen

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Je bent nu van ons weggegaan
jouw tijd is al gekomen
een eind aan jouw bestaan
Een leegte om ons heen
is wat ons nu nog rest
wij hielden van jou op onze manier
zeg maar.... op ons best

 

 

 

Toon Hermans


 

 

 

 

Onze opa was een opa als geen ander
Altijd stond hij voor je klaar
Tegen hem kletsen over van alles en nog wat
Iedereen was graag daar
Een betere opa konden we ons niet wensen
Nu is er een groot verdriet, een groot gemis
Maar hij weet gelukkig ook dat hij
Voor altijd in onze gedachten is


 

 

 

 

 

Toen wij op zaterdag zagen
hoe jij daar zo rustig lag
verlost van pijn, verlost van angst
want voor de dood zijn wij 't bangst
Die angst voor de dood is niet verdiend
hij heeft gehandeld als een vriend
hij heeft je zacht in slaap gesust
geen pijn, geen angst, tenslotte... rust

 

 

 


 

 

 

Mijn vader sterft: als ik zijn hand vasthoud
voel ik de botten door zijn huid heen steken
ik zoek naar woorden, maar hij kan niet spreken
en is bij elke ademtocht benauwd

Dus schud ik kussens en verschik de deken
waar hij met krachteloze hand in klauwt;
ik blijf zijn kind, al word ik eeuwig oud
en blijf als kind eeuwig in gebreke

Wij volgen één voor één hetzelfde pad
en worden met dezelfde maat gemeten;
ik zie mezelf nu bij zijn bed gezeten

Straks is hij weg, en heeft hij nooit geweten
hoe machteloos ik hem heb lief gehad.

 


 

De Brug

Breng jij mij op weg tot aan de brug.

Ik ben zo bang om daar alleen te staan.

Als wij daar zijn, ga niet direct terug,

maar wacht totdat ik overga en zwaai me na.

Dan voel ik me veilig en vertrouwd.

Breng jij mij op weg tot aan de brug.

Ik heb geen idee hoe diep het water is.

De overkant lijkt mij zo ver,

je kunt de oever hier niet zien.

Zover het oog reikt, zie ik mist.

Ik twijfel aan het verder gaan.

Je angst voor de dood

is als je angst voor het leven

Het nieuwe lijkt te groot

om het oude op te geven

In de diepte van je verlangen

ligt de kennis van het nieuwe leven.

Zoals de vlinder al weet van het vliegen

in zijn donkere cocon.

Breng jij mij op weg tot aan de brug.

En ga dan niet vlug terug

Zwaai me na, als ik er over ga.

Een heel klein duwtje in mijn rug

is alles wat ik nog verlang van jou.

Ik ga nu gauw,

Want het begin is reeds in zicht: ik voel

de warmte van een licht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

laatste wijziging: 22 mrt 2002

e-mail sturen

.

.

.

.

.

 

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.